Oliedruksensor voor bouwmachines 12617592532
Productintroductie
Sensorkarakteristieken
Een sensor verwijst naar een apparaat of apparaat dat een gespecificeerde fysieke grootheid kan waarnemen en deze volgens een bepaalde wet kan omzetten in een bruikbaar ingangssignaal. Simpel gezegd is een sensor een apparaat dat niet-elektrische grootheid omzet in elektrische grootheid.
Een sensor bestaat doorgaans uit drie delen: een gevoelig element, een conversie-element en een meetcircuit.
1), verwijst het gevoelige element naar het deel dat de gemeten waarde direct kan voelen (of erop kan reageren), dat wil zeggen dat het gevoelige element dat via de sensor wordt gemeten, wordt omgezet in een niet-elektrische grootheid of een andere grootheid die een duidelijke relatie heeft met de gemeten.
2) Het conversie-element zet de niet-elektrische grootheid om in een elektrische parameter.
Statische karakteristieke parameterindex van de sensor
1. Gevoeligheid
Gevoeligheid verwijst naar de verhouding tussen output Y en input X van de sensor in stabiele toestand, of de verhouding tussen de toename van output Y en de toename van input X, die wordt uitgedrukt door k als
k=dY/dX
2. Resolutie
De minimale verandering die een sensor binnen een bepaald meetbereik kan detecteren, wordt resolutie genoemd.
3. Meetbereik en meetbereik
Binnen de toegestane foutgrens wordt het bereik van de ondergrens tot de bovengrens van de gemeten waarde het meetbereik genoemd.
4. Lineariteit (niet-lineaire fout)
Onder gespecificeerde omstandigheden wordt het percentage van de maximale afwijking tussen de sensorkalibratiecurve en de gepaste rechte lijn en de uitvoerwaarde op volledige schaal lineariteit of niet-lineaire fout genoemd.
5. Hysterese
Hysteresis verwijst naar de mate van inconsistentie tussen de positieve slagkarakteristieken en de omgekeerde slagkarakteristieken van de sensor onder dezelfde werkomstandigheden.
6. Herhaalbaarheid
Herhaalbaarheid verwijst naar de inconsistentie van de karakteristieke curve die wordt verkregen door de invoergrootheid vele malen in dezelfde richting te veranderen in het gehele meetbereik onder dezelfde werkomstandigheden.
⒎ Geen drift en temperatuurdrift
Wanneer de sensor geen invoer heeft of de invoer een andere waarde heeft, is het percentage van de maximale afwijking van de invoerwaarde van de oorspronkelijke indicatiewaarde en de volledige schaal met regelmatige tussenpozen een nulafwijking. Voor elke temperatuurstijging van 1℃ wordt het percentage van de maximale afwijking van de sensoruitgangswaarde tot de volledige schaal echter temperatuurdrift genoemd.