LSV6-10-2NCRP tweewegcontrole, normaal gesloten hydraulische patroonklep
Details
Ventielactie:druk regelen
Type (kanaallocatie):Direct werkend type
Materiaal voering:gelegeerd staal
Afdichtingsmateriaal:rubber
Temperatuur omgeving:normale atmosferische temperatuur
Toepasselijke industrieën:machines
Type aandrijving:elektromagnetisme
Toepasselijk medium:aardolieproducten
Aandachtspunten
Technische standaardvereisten voor stroomregelkleppen
1 Druk-temperatuurniveau
De druk-temperatuurklasse van de stroomregelklep wordt bepaald door de druk-temperatuurklasse van de materialen van de schaal, de binnenkant en de regelleidingsystemen. De maximaal toegestane werkdruk van de stroomregelklep bij een bepaalde temperatuur is de kleinste van de maximaal toegestane werkdrukwaarden van de materialen van de schaal, het inwendige en het regelleidingsysteem bij deze temperatuur.
1.1 De druk-temperatuurklasse van de ijzeren schaal moet voldoen aan GB/T17241.7.
1.2 De druk-temperatuurkwaliteit van de stalen schaal moet voldoen aan GB/T9124.
1.3 Voor materialen waarvan de druk-temperatuurklasse niet is gespecificeerd in GB/T17241.7 en GB/T9124, kunnen de relevante normen of ontwerpbepalingen worden gevolgd.
2. Kleplichaam
2.1 Flens van het kleplichaam: De flens moet integraal met het kleplichaam zijn gegoten. Het type en de grootte van de ijzeren flens moeten voldoen aan GB/T17241.6, en de technische voorwaarden moeten voldoen aan GB/T17241.7; Het type en de maat van de stalen flens moeten voldoen aan GB/T9113.1 en de technische voorwaarden moeten voldoen aan GB/T9124.
2.2 Zie Tabel 1 voor de structurele lengte van het kleplichaam.
2.3 Minimale wanddikte van het kleplichaam De minimale wanddikte van het gietijzeren kleplichaam moet voldoen aan tabel 3 in GB/T 13932-1992, en de minimale wanddikte van het gegoten stalen kleplichaam moet voldoen aan tabel 1 in JB/T 8937- 1999.
3 Membraanzitting van kleppendeksel
3.1 Het verbindingstype tussen klepdeksel en membraanzitting, membraanzitting en kleplichaam moet van het flenstype zijn.
3.2 Het aantal verbindingsbouten tussen membraanzitting en kleplichaam mag niet minder zijn dan 4.
3.3 De minimale wanddikte van klepdeksel en membraanzitting moet voldoen aan de eisen van 2.3.
3.4 De flens van het klepdeksel en de membraanzitting moeten rond zijn. Het flensafdichtingsoppervlak kan vlak, convex of concaaf-convex zijn.
4. Klepsteel, langzaam sluitende klepplaat en hoofdklepplaat
4.1 Langzaam sluitende klepplaat en klepsteel moeten stevig en betrouwbaar zijn verbonden.
4.2 Het afdichtingstype tussen de langzaam sluitende klepplaat en de hoofdklepplaat moet het metalen afdichtingstype aannemen.
4.3 De hoofdklepplaat en klepsteel moeten flexibel en betrouwbaar glijden.
4.4 De afdichting tussen de hoofdklepplaat en de zitting van de hoofdklepplaat kan twee typen aannemen: metalen afdichting en niet-metalen afdichting.