Van toepassing op Cummins oliedruksensor Oliedruksensor 4921501
Productintroductie
1. Kenmerken van frequentierespons
De frequentieresponskarakteristieken van de sensor bepalen het te meten frequentiebereik, dus het is noodzakelijk om de onvervormde meetomstandigheden binnen het toegestane frequentiebereik te houden. In feite is er altijd een zekere vertraging in de reactie van de sensor, en het is te hopen dat hoe korter de vertragingstijd, hoe beter.
Hoe hoger de frequentierespons van de sensor, hoe breder het frequentiebereik van het meetbare signaal. Vanwege de invloed van structurele kenmerken is de traagheid van het mechanische systeem echter groter en is de frequentie van het meetbare signaal lager vanwege de sensor met lage frequentie.
Bij dynamische metingen moeten de responskarakteristieken gebaseerd zijn op de kenmerken van het signaal (stationaire toestand, transiënte toestand, willekeurig, enz.) om buitensporige fouten te voorkomen.
2. Lineair bereik
Het lineaire bereik van de sensor verwijst naar het bereik waarin de output evenredig is met de input. Theoretisch blijft binnen dit bereik de gevoeligheid constant. Hoe breder het lineaire bereik van de sensor is, des te groter is het bereik en kan een bepaalde meetnauwkeurigheid worden gegarandeerd. Bij het selecteren van een sensor moet, nadat het type sensor is bepaald, eerst worden gekeken of het bereik ervan aan de eisen voldoet.
Maar in feite kan geen enkele sensor absolute lineariteit garanderen, en de lineariteit ervan is relatief. Wanneer de vereiste meetnauwkeurigheid laag is, kan de sensor met een kleine niet-lineaire fout binnen een bepaald bereik bij benadering als lineair worden beschouwd, wat de meting groot gemak zal opleveren.
3. Stabiliteit
Het vermogen van een sensor om zijn prestaties na een gebruiksperiode onveranderd te houden, wordt stabiliteit genoemd. De factoren die de stabiliteit van de sensor op de lange termijn beïnvloeden, zijn niet alleen de structuur van de sensor zelf, maar ook de gebruiksomgeving van de sensor. Om ervoor te zorgen dat de sensor een goede stabiliteit heeft, moet de sensor daarom een sterk aanpassingsvermogen aan de omgeving hebben.
Voordat we een sensor kiezen, moeten we de gebruiksomgeving onderzoeken en een geschikte sensor kiezen op basis van de specifieke gebruiksomgeving, of passende maatregelen nemen om de impact op het milieu te verminderen.
De stabiliteit van de sensor heeft een kwantitatieve index. Nadat de levensduur voorbij is, moet deze vóór gebruik opnieuw worden gekalibreerd om te bepalen of de prestaties van de sensor zijn veranderd.
In sommige gevallen waarin de sensor lange tijd kan worden gebruikt en niet gemakkelijk kan worden vervangen of gekalibreerd, is de stabiliteit van de geselecteerde sensor strenger en zou deze de test lange tijd moeten kunnen doorstaan.